De ontdekking
Herma beschrijft hoe ze te horen krijgt dat het met haar zwangerschap niet goed gaat.
Het is begin oktober als ik weer voor controle moet bij de gynaecoloog. Alle eerdere keren ging Hein mee, maar dit keer kan hij niet vanwege een congres. Een beetje bezwaard voelt hij zich wel: ‘Weet je zeker dat je alleen gaat? Wil je niet iemand anders mee?' Ik wuif zijn bezwaren weg. Welnee, zo'n bezoekje is zo gebeurd, niks aan de hand. De gynaecoloog zegt dat hij mijn buik wel wat aan de kleine kant vindt voor de termijn van twintig weken. Lachend reageer ik: ‘Sterke buikspieren?' maar daar krijg ik maar een routineus lachje op terug. ‘Ik laat even een echo maken, dan weten we meer.' Ik knik instemmend. Nietsvermoedend.
De echo toont een heel beweeglijke baby, constateer ik opgelucht. Maar, zo meldt de echoscopiste mij meteen, de baby is te klein. ‘Een groeiachterstand van zo'n vier weken, vertelt de gynaecoloog me even later, ‘Dat is fors.' Langzaam begint iets tot me door te dringen. Dit is niet goed. Helemaal niet goed. ‘Waar komt dat door? Ben ik te druk geweest?', vraag ik, denkend aan de toch tamelijk lange werkdagen die ik maak. ‘Nee, nee. Het heeft meer met je onderliggende aandoening te maken. Wat niet wegneemt dat je meer rust moet nemen. Ga maar halve dagen werken, voorlopig.' Ik zak neer op een stoel, terneergeslagen opeens. Ik kan dit niet overzien. Wat gaat er gebeuren? Wat staat ons te wachten?
'Waar komt dat door? Ben ik te druk geweest?', vraag ik, denkend aan de toch tamelijk lange werkdagen die ik maak. 'Nee, nee. Het heeft meer met je onderliggende aandoening te maken. Wat niet wegneemt dat je meer rust moet nemen. Ga maar halve dagen werken, voorlopig.'