"Mij is niks gebeurd. En zij komt er bovenop!"
Wat overkomt je als man, als je vrouw HELLP krijgt? Je bent niet ziek, toch is het niet niks. Je staat erbij en kijkt ernaar. Tegelijkertijd heb je het nog nooit zó druk gehad en ben je misschien nog nooit zó bang geweest. Terecht richt iedereen zich op je vrouw, je kind, maar waar blijf jij intussen? Hieronder een poging om die ervaring te delen.
Je kunt het vrij nuchter opschrijven. 'Wij' waren zwanger, maar mijn vrouw werd ziek. Ons kindje, Joanne, stierf zes uur na haar geboorte en daarna ging mijn vrouw ook bijna dood. Ik heb ons kindje moeten begraven zonder dat mijn vrouw erbij kon zijn, en toen ik na de begrafenis in het ziekenhuis terugkwam, lag ze aan slangen en pompen en was ze bijna onbereikbaar geworden. Ik geloofde niet dat ze dood zou gaan, kon me dat gewoon niet voorstellen. 't Is ook niet gebeurd, ze ging niet dood. Nuchter opgeschreven, ja, maar wat doet het met je?
Ruim een maand later kwam Herma sterk verzwakt thuis, terwijl we een paar dagen daarna zouden verhuizen. De dag voor oudejaar, 1998, zat zij verdwaasd en kwetsbaar op een stoel temidden van alle hulptroepen die, met voor haar verbijsterende energie, bezig waren onze spullen een nieuw huis in te dragen; een huis dat zij nog niet eens van binnen had gezien. Op oudejaarsdag gingen wij om tien uur 's avonds slapen, omdat de kaars op was en een nieuw jaar voor ons iets onbegrijpelijks en onvoorstelbaars was.
Pas na dat oudejaar ging de kaars bij mij echt uit. Ruim anderhalve maand nadat Herma in het ziekenhuis belandde en de diagnose HELLP werd gesteld, en drie maanden nadat de zorgen om ons kindje begonnen. Ernstige groeivertraging was geconstateerd. Echo volgde na echo. Elke week op woensdag een slecht bericht, een paar dagen om dat te beseffen en dan weer hopen tot de volgende woensdag. Daarna die slopende weken in het ziekenhuis. Dagelijks echo's. De ritten erheen, in het ziekenhuisbed over de gangen, een marteling voor Herma. De nachten met nooit afdoende pijnstilling, met de nacht voor de geboorte van Joanne als dramatisch dieptepunt. En nog zeker twee weken na de geboorte zóveel pijn. Terwijl de artsen ons bezwoeren dat na beëindiging van de zwangerschap de problemen toch over zouden moeten zijn.
Ieder ander in onze omgeving had zich allang afgevraagd wanneer ik zou bezwijken onder de druk. Ik niet, ik ging door. Wilde er zijn voor Herma. Wilde er ook zijn voor Joanne, al was dat dan maar kort. Als er niet meer in zat dan dit, dan wilde ik in die tijd alles geven. Voor haar! Daarbovenop die absurde verhuizing. Ik heb alles geregeld, met schijnbaar perfect projectmanagement, maar steeds heen en weer geslingerd tussen de praktijk van sloopwerkzaamheden, aansturen van aannemers, halen van bussen verf voor de ploeg vrijwilligers en de bezoeken aan Herma, die maar heel langzaam beter werd.
En wat veel lastiger te beschrijven is: de emotionele stormvloed die met z'n eigen onafwendbare intensiteit over je heen spoelt. Angst om Herma, gedeelde hoop over Joanne. De trots van het vaderschap, en het verdriet om het loslaten van een leven dat niet duren kan. Saamhorigheid bij de begrafenis, en kracht ook om het te dragen! Meteen weer terug in de angst en zorg om Herma. Een roes van handelen, een intens beleven en in je opnemen. En ook de vreemde confrontatie met de anderen, met hun verdriet en angst. En dat je dan toch ook een schouder hebt voor hen die zich met hun machteloosheid geen raad weten.
De kaars ging uit. Het was alsof ik vertraagde. Langzaamaan tot stilstand kwam, alsof ik vastliep in een steeds hoger wordende laag stroop. Ik was niet meer vooruit te branden, deed voor mijn gevoel helemaal niets meer. Ik weet dat ik na een maand of twee, drie, weer aan het werk gegaan ben. Maar als ik er op terug kijk, is het alsof dat hele jaar, 1999, zo traag is geweest als die eerste weken. Dat moest ook wel: er was zoveel dat ik een plaats moest zien te geven, zoveel te verwerken, alleen en samen.
Alleen en samen, dat is twee keer. Eerst beseffen wat me overkomen was, en het dan ook nog met Herma delen en onze verhalen bij elkaar zien te passen. En dat ging lang niet altijd in hetzelfde tempo, zeker niet. Je stuit ook op onmogelijkheden: dat je nooit, maar dan ook nooit kunt weten wat een ander voelt. Als je geluk hebt, kloppen jouw woorden ook een beetje voor het gevoel van de ander, lijkt het alsof je het begrijpt of mee kunt voelen. Dat ís niet zo, maar het kan een hele troost zijn als het alleen maar zo lijkt. Als je maar toe kunt laten dat ieder er zijn eigen woorden voor heeft en dat dat per definitie de juiste woorden zijn, ook al herken je ze niet onmiddellijk.
In het ziekenhuis zei de verpleging al dat ze vaak kunnen zien of partners die zoiets meemaken het gaan redden met z'n tweeën. Zeventig procent redt het niet, dertig procent wel. Ik geloof dat wij een positieve score meekregen, maar toch... We hebben beiden voor heel wat muren van onbegrip gestaan, niet in staat om er overheen te kijken en met de pijnlijke blauwe plekken van het er steeds maar met je kop tegenaan lopen. We hebben het gered. Vooral ook door de wil om het toch samen te blijven doen. Vanzelfsprekend was het niet, wel iets om met trots op terug te kijken.
Na dat eerste jaar erna, ga je ook weer vooruit kijken. In ons geval ook naar een volgende zwangerschap. Met alle twijfel van dien en op de gekste momenten angst, of juist een bijna onwaarschijnlijk vertrouwen in de goede afloop. Hoe het ook zij, het gebeurde: Herma wérd zwanger en het ging goed, tot heel ver. We hebben ons zelfs op een natuurlijke bevalling voorbereid!
Het werd geen natuurlijke bevalling, het werd weer HELLP. En hoewel het ruim drie jaar later was, komt alles dan toch ineens weer heel dichtbij. Die intense ervaring van destijds is ineens weer aanwezig, als een echo over het water die je verrast, omdat hij zo luid is. Blijdschap was er natuurlijk om de geboorte van onze zoon Berend. Maar ook angst en daarbij de herkenning van eerdere angst. Opluchting ook, als blijkt dat het goed afloopt en Herma er relatief goed doorheen komt. En daarna merk je ineens dat de spanning wegvloeit en dat je veel vermoeider bent dan je zelf had kunnen denken.
Het was een goede zwangerschap, al met al, maar het heeft blijkbaar toch steeds een inspanning gevraagd om de angsten en herinneringen op afstand te houden. Weer ben ik moe, zoals vorige keer misschien, en ook beleef ik allerlei emoties nu opnieuw. Nog steeds ben ik bezig te verwerken, heb er zelfs een tweede ervaring bij die een plek moet krijgen. Geluk om onze zoon, maar ook de onwennigheid dat het blijvend is dit keer. En de angst, misschien ook wel een beetje van iedere ouder, om dit lieve nieuwe leven ook weer kwijt te kunnen raken.
Een jaar geleden kregen we nog een tweede zoon, Jasper, weer na HELLP. Relatief gezien de 'beste' zwangerschap van de drie. Ook toen weer die mengeling van gevoelens. En wat voor mij het sterkste gevoel daarin was: het is genoeg, het is af! We zijn met z'n viertjes nu, wie had dát kunnen denken zes jaar geleden?
De gevoelens zijn er in overvloed geweest en ze hebben me vaak, heel vaak, verrast. Ik wist toch wat er gebeurd was, wat er aan de hand was? Misschien, maar weten is blijkbaar niet voldoende. Wat ik daarvan met vallen en opstaan geleerd heb, is dat er maar één weg is die je kunt gaan: je gevoelens er laten zijn, telkens weer, in al hun verschijningsvormen, én ze te delen. Met Herma, in mijn geval, maar ook met die paar hele goede vrienden die echt luisteren kunnen en die er simpelweg voor je kunnen zijn. Dat gaat dus niet vanzelf. Ik blijf oefenen.
Hein Nieuwhof
Titel vrij naar Acda en de Munnik
Deze bijdrage verscheen eerder in Inzicht, een uitgave van de Stichting HELLP-syndroom. Daarnaast is het verschenen in het boek 'Geen roze wolk', een publicatie van de Stichting HELLP-syndroom.