Featured

Voordat ze werd begraven

Hein beschrijft de dag van de begrafenis van Joanne, 28 november 1998, tot aan het moment dat de plechtigheid begint.

's Ochtends kom ik vanuit mijn ouderlijk huis terug naar het UMC. Dankzij het slaapmiddel dat ik gisteren kreeg, heb ik kunnen slapen vannacht. Ik voel me rustig en zeker, omdat ik weet wat mij te doen staat vandaag. Vandaag zal ik mijn dochter naar haar grafje brengen en dat wil ik doen met alle liefde voor haar die ik in me heb. Ik ben boven, bij Herma. We wachten. Anja, die vannacht bij Herma is gebleven, is er, net als mijn ouders, broer Berend en schoonzus Britt. Johan is er en hij heeft nog wat spullen mee voor de begrafenis: boekjes die nog gekopieerd en gevouwen dienen te worden. We sturen Berend en Britt op pad naar de bibliotheek van de medische faculteit. Er is nog tijd, toch is iedereen nerveus. Straks om half twee komt de begrafenisondernemer met het mandje voor Joanne.

Daar zal ik haar zelf inleggen, gewikkeld in een van de molton dekentjes die mijn moeder me gegeven heeft. Het andere dekentje blijft hier bij Herma. Hoe verdrietig ook, het blijkt nu toch echt de betere beslissing te zijn dat Herma niet mee zal gaan. Zo ziek is ze nu. Met het oog op de te maken CT-scan moet ze veel contrastvloeistof drinken. Met hevige tegenzin drinkt ze wat maar het meeste komt er na korte tijd alweer uit. Het is akelig om te zien. Hoe moet dat straks zijn als wij vertrekken? Ik denk er niet al te veel aan, ben nu in gedachten meer met de begrafenis bezig dan met Herma. Laat de gedachte niet toe dat het nog steeds heel slecht kan aflopen. Een leverruptuur, hersenbloeding, andere inwendige bloedingen. De risico's zijn niet denkbeeldig, maar ik houd ze nu ver van me.

Het wachten duurt toch langer dan gedacht. Een zuster belt voor ons naar het mortuarium. Uiteindelijk komt de mortuariumarts naar boven met het mandje. Hij gaat met mij mee, maar blijft op een respectvolle afstand als ik het broze lichaampje van Joanne uit de koeling haal en haar in het mandje leg. Ik vouw haar in het molton dekentje. Het roze stiksel dat mijn moeder ooit voor mij heeft gemaakt, vormt nu een lieve warme omhulling rond haar hoofdje. Ik zorg ervoor dat ze er zo mooi mogelijk bij ligt. Dat haar hoofdje netjes recht ligt en haar lieve kleine gave handjes zichtbaar blijven boven het dekentje. Onze prachtige dochter!

Ik ben er niet op voorbereid hoe moeilijk het is om nu met Joanne voor het laatst bij Herma te zijn en daarna afscheid te moeten nemen. Vol trots laat ik Herma zien hoe mooi Joanne er nu bij ligt. En dan ineens realiseer ik het me. Dit is de laatste keer dat Herma Joanne zal zien. De laatste keer dat ze bij elkaar kunnen zijn. Herma klampt zich aan het mandje vast, wanhopig bijna. Ze heeft zo weinig kracht en toch probeert ze overeind te komen om haar dochter nog dichterbij te hebben. De pijn op haar gezicht raakt me haast letterlijk als een messteek in mijn hart. Het is zo wreed om te zeggen, maar toch zeg ik het uiteindelijk: "Herma, we moeten gaan". Vreselijke woorden. Allebei zijn we wanhopig en verward. Waarom moet dit zo? Waarom? Toch sluit ik uiteindelijk het mandje en zet het deksel vast. Nog even bij Herma, een zoen, een hand over haar wangen. Dan loop ik uiteindelijk met het mandje de kamer uit. Dit moet wel het afschuwelijkste moment van deze dag zijn.

Een vreemde processie volgt. Boven langs verlaten gangen waar geen mens ooit lijkt te komen, leggen we een lange lege weg af naar het mortuarium dat zo ver mogelijk verwijderd blijkt te liggen van de kraamafdeling. We vermijden zo de drukte beneden natuurlijk, maar het voelt ook eenzaam. De dood gaat hier door een achterdeur naar buiten.

Weer beneden moeten we nog even wachten. Een verzorgde ruimte, maar zonder opsmuk. Anja vraagt hoe het gaat. Ik zeg haar dat ik het moeilijkste moment al gehad heb. Ze begrijpt het meteen. Verder zwijgen we maar. Totdat ik uiteindelijk met Johan in een volgauto kan stappen. Voor ons geen grote 'lijkbezorgingsauto'. Joanne kan gewoon tussen ons in op de achterbank. Zo kan ik mijn arm beschermend om haar heen leggen wanneer we vertrekken. Vlak voor we gaan kijkt de chauffeur achterom en prevelt een verplicht "gecondoleerd met het verlies". Langzaam rijden we weg van het UMC met achter ons de auto van mijn ouders en voor ons de begrafenisondernemer in een kleine groene Opel Corsa. Die is ook wel anders gewend waarschijnlijk. We rijden tachtig op de snelweg naar Amersfoort. Afslag Maarn, dan richting Amersfoort en kort daarna rechtsaf, de Dodeweg.

We zijn er. Hier zullen we haar begraven. Het is vreemd om 'we' te zeggen zonder Herma. Toch is ze voor ons hier op de begraafplaats Rusthof net zo aanwezig als Joanne. Moeder en dochter, door dood of ziekte niet te scheiden. Maar, we weten allemaal ook dat dat voor Herma anders moet voelen. Ikzelf voel me nu heel rustig. Ik heb Joanne in haar mandje in mijn armen. Het zwaarste moment is voor mijn gevoel al geweest.

We gaan eerst naar de familie kamer van de aula hier. Raar, iedereen staat op een kluitje, allemaal netjes gekleed, in afwachting. Bijna de hele familie is er en ook buiten heb ik al veel mensen gezien. Nog meer familie en ook heel veel vrienden. Het voelt vreemd om iedereen hier zo ernstig en eerbiedig bij elkaar te zien. Britt lijkt zich vast te klampen aan de ballonnen die in het UMC speciaal voor ons met helium zijn gevuld. Ook aan Berend houdt ze zich stevig vast. Het onderstreept allemaal de zwaarte van de gevoelens. Ikzelf voel me juist licht, opgewassen tegen mijn rol. Sterk ook, verbonden met Joanne en met Herma. Ik voel me zeker van wat komen gaat.

Met Johan en Brecht loop ik alvast de aula in om alles voor te bereiden. Ik kijk om me heen in de prachtige ruimte. Hoog en ruimtelijk, met een galerij boven, waar straks als dat nodig is ook nog mensen kunnen zitten. Het licht en de hoogte geven me het gevoel dat wat we hier straks samen zullen doen, gezien zal worden. Door God, misschien? Het voelt veilig en beschermd in ieder geval en een beetje meer eeuwig dan de grijze werkelijkheid buiten.

Ik zet Joanne op een laag tafeltje, midden voor de zaal. Ik zoek nog iets om het mandje een beetje mee schuin te zetten, om haar goed zichtbaar te laten zijn. Ik vind een bijbel. Het is precies goed. Zo is ze mooi te zien voor iedereen. Bloemen die we hebben meegenomen komen voor het tafeltje te liggen. Het ziet er lief en popperig uit. Joanne neemt alle ruimte in die haar toekomt. Inmiddels zie ik allang niet meer hoe klein ze is.

Als de zaal verder is ingedeeld en alles klaar is, gaan de deuren open. Mensen stromen binnen. Liefde en verdriet vullen de ruimte. Vrijwel onmiddellijk ontstaat er een rij van mensen die eerst even bij Joanne langs lopen en mij dan begroeten, omhelzen, aankijken. Zonder veel woorden. Intiem en warm, soms schuchter en onzeker, maar steeds direct en eerlijk. Het duurt lang voordat iedereen zit. Inderdaad moeten er mensen naar boven. Er staan zelfs mensen achter de laatste rij stoelen. Het is prachtig eigenlijk. Ik werp zelfs af en toe een kushandje naar mensen die ik boven herken, maar nog niet begroet heb. Langzaam wordt het dan toch stil. De plechtigheid begint; Johan neemt het woord.


Ik ben er niet op voorbereid hoe moeilijk het is om nu met Joanne voor het laatst bij Herma te zijn en daarna afscheid te moeten nemen. Vol trots laat ik Herma zien hoe mooi Joanne er nu bij ligt. En dan ineens realiseer ik het me. Dit is de laatste keer dat Herma Joanne zal zien.

Naar boven