In de war
Herma ontwikkelt een delier als gevolg van de plotselinge halvering van de dosis morfine.
's Nachts heb ik nachtmerries en nare dromen. Ik vaar in een bootje over de Eem en hoor het lichte gepruttel van de motor. Hein ligt dicht tegen me aan en ik voel Joanne in me bewegen. Zachtjes deint mijn buik op en neer, vol van leven, vol van verwachting. Ik voel me vredig, tevreden met mijn zwangere buik. Dan, opeens, staan Hein en verpleegkundige Auke bij mijn bed.
Opnieuw spreekt hij me aan: 'Herma, je bent ziek en in de war. Joanne is overleden, je bent niet meer zwanger. Je bent geopereerd, weet je nog?' Langzaam, heel langzaam realiseer ik me waar ik ben. Toch merk ik dat ik hem wantrouw, zo van 'Je kan me nog meer vertellen, maar ik ben gewoon zwanger en alles komt goed. Joanne zit in mijn buik.' Het is naar te beseffen dat ik in een andere werkelijkheid verkeer dan Hein en Auke, en vooral: dat ik degene ben die fout zit.
Geleidelijk kom ik weer terug uit mijn verwarring. Hein zegt me dat het zo ongeveer de hele nacht geduurd heeft. Pas tegen de ochtend ontwaakte ik langzaam uit mijn 'waan' en werd ik weer aanspreekbaar. De pijn, het slaapgebrek, de koorts, het verblijf op de medium care en het plotseling minderen van de morfine hebben waarschijnlijk tot deze toestand geleid. Een heel klein beetje weet ik nu wat iemand doormaakt die een psychose heeft. Als je er helemaal in zit, is het voor de omgeving ongetwijfeld afschuwelijk, maar voor mij als patiënte is de zogenaamde overgangsfase (je wantrouwt de ander, maar voelt tegelijkertijd dat je zélf degene bent die misschien wel fout zit) het meest nare.
Het is naar te beseffen dat ik in een andere werkelijkheid verkeer dan Hein en Auke, en vooral: dat ik degene ben die fout zit.