De klim op weg naar huis
Herma oefent om op krachten te komen. Als ze weer in staat is een trap te beklimmen, mag ze naar huis.
Als ik in staat ben zonder hulp een trap te bestijgen, mag ik naar huis. Aan het einde van de gang, bij de liften, is het trappenhuis waar ik aan de arm van de fysiotherapeut naar toe schuifel. Twee weken doen we erover om er te komen. Ik ben het lopen totaal ontwend en mijn benen zijn akelig dun geworden en het lijkt alsof alle spieren zijn verdwenen. De eerste week kom ik niet verder dan de muren van mijn kamer. Na amper tien minuten oefenen rol ik mijn bed weer in om aan te sterken van deze inspanning. De deur naar de gang wordt mijn doel, maar terug lijkt opeens heel ver. Hoe lang is het geleden dat ik mijn hand niet omdraaide voor een wandeling van ruim twintig kilometer? Nu zijn tien passen al een applaus waard.
De eerste keer de gang op is een openbaring. Bij de verpleegstersbalie sta ik trots uit te hijgen, zwaar leunend op de fysiotherapeute. De tweede keer kijk ik beter om me heen en herken het zitje waar Hein en ik tijdens de opname moesten wachten voordat er een kamer vrij was. De wc waar ik toen, dubbelgevouwen van de pijn, in een potje moest plassen. Was dat allemaal hier, vlakbij mijn kamer? Ik had werkelijk geen idee, dacht dat het een compleet andere verdieping was. Fanatiek oefen ik met de fysiotherapeute van het ziekenhuis. Ze is pas tevreden als mijn hartslag na de klim beneden de 130 slagen per minuut is. Dat red ik alleen als ik na zes treden een paar minuten uit hijg. Ze knijpt een oogje dicht als ze hoort dat ik bij een vriendin ga bivakkeren waar mijn bed op de eerste verdieping staat en niet op de tweede, zoals in ons eigen huis in Utrecht.
De deur naar de gang wordt mijn doel, maar terug lijkt opeens heel ver. Hoe lang is het geleden dat ik mijn hand niet omdraaide voor een wandeling van ruim twintig kilometer?