Na een aantal dagen intensieve zorg op de medium care ben ik weer terug op mijn kamer. Het acute gevaar van de leverruptuur lijkt geweken. Mijn bloedstolling was totaal ontregeld waardoor allerlei problemen ontstonden. De schade is beperkt gebleven tot diverse bloedingen in mijn ogen, milt, nieren en lever. 'Gelukkig heb ik geen hersenbloeding gehad', zeg ik tegen Hein, die vermoeid, maar ogenschijnlijk rustig naast me zit.
Aangezien het ergste voorbij lijkt, wordt de dosis morfine flink omlaag geschroefd. En dat blijft niet zonder gevolgen. 's Middags al voel ik de pijn weer in alle hevigheid terugkomen. Het afschuwelijke 'bandgevoel' is er weer. Heb ik die leverpijnen nu nog steeds? Dat kan toch niet, bijna een week na de bevalling? Normaal gesproken treden die toch uiterlijk tot 48 uur na de bevalling op? Bij mij wás het al vreemd dat ik er zo lang last van hield, maar dit behoort toch bijna tot de onmogelijkheden. Nou, nee dus, want mijn lichaam liegt niet.
's Nachts heb ik nachtmerries en nare dromen. Ik vaar in een bootje over de Eem en hoor het lichte gepruttel van de motor. Hein ligt dicht tegen me aan en ik voel Joanne in me bewegen. Zachtjes deint mijn buik op en neer, vol van leven, vol van verwachting. Ik voel me vredig, tevreden met mijn zwangere buik. Dan, opeens, staan Hein en verpleegkundige Auke bij mijn bed.
En dan komt het moment dat ik helemaal op ben. Radeloos van de narigheid die maar doorgaat en doorgaat, al mijn aandacht opeist en me totaal uitput. Hoe kan het nou dat het steeds slechter gaat in plaats van beter? Ik zou toch opknappen na de bevalling? Ik zou toch geen pijn meer hoeven lijden? Gek word ik ervan, en voor het eerst in al die weken geef ik een heuse noodkreet af.
Behalve dat het in mijn aard zit te willen weten wat en waarom artsen tot een bepaalde aanpak besluiten, is het puur zelfbehoud dat ik alert blijf op wat er gebeurt. Zo krijg ik een aantal keren de verkeerde medicijnen toegediend, worden er fouten met de dosering gemaakt of krijg ik sommige medicijnen per vergissing een week lang helemaal niet.
Sommige mensen klappen dicht, alsof ziekte en verdriet hen letterlijk de mond heeft gesnoerd. Zo niet ik. 'Ze praat, dus ze leeft', zo luidde een uitspraak van Hein tegen de gynaecoloog, terwijl ze saampjes bij mijn bed het kalme geborrel van het zuurstofapparaat aanhoorden. Het bleef stil, toen. Leven, dat deed ik nog wel, maar praten?